BENOR-beton
BENOR-beton is beton volgens de Europese norm NBN-EN 206-1 en de aanvulling NBN B 15-001.
De “oude” betonnorm NBN B 15-001 die sinds 1992 in ons land in voege was, was reeds gebaseerd op het toenmalige ontwerp van Europese norm. Daarom heeft de definitieve invoering van de Europese norm in januari 2006 voor de gebruiker niet zoveel invloed gehad. De grootste evolutie vond plaats bij de milieuklassen die uitgebreid en omgedoopt werden tot omgevingsklassen.
Voor de producenten daarentegen betekende deze norm een belangrijke aanpassing van de tot dan geldende kwaliteitsprocedures.
Bij het bestellen van beton is het belangrijk de volgende basisgegevens door te geven:
- Sterkteklasse
-
De sterkteklasse is een maat voor de druksterkte van beton. De sterkteklasse is gebaseerd op de karakteristieke druksterkte na 28 dagen, uitgedrukt in N/mm².
De sterkteklasse wordt aangeduid met de letter “C” (van het Engelse Concrete), gevolgd door twee getallen. Het eerste getal staat voor de karakteristieke druksterkte bij beproeving op cilinders, wat in sommige Europese landen gangbaar is. Het tweede getal geeft de karakteristieke druksterkte op kubussen met zijde 150mm, wat in ons land de gebruikelijke methode is. De proefstukken worden telkens op een genormaliseerde wijze aangemaakt. Ook de bewaring van de proefstukken gebeurt in gecontroleerde omstandigheden: onder water of in een vochtige kamer bij 20°C.
De sterkteklasse is vaak al in het bestek opgenomen. Bij ontstentenis hiervan, kan men zich baseren op het document uitgegeven door Febelcem, en waarvan u hiernaast een pdf-versie aantreft.
Sterkteklassen normaal en zwaarbeton C 8/10 C 12/15 C 16/20 C 20/25 C 25/30 C 30/37 C 35/45 C 40/50 C 50/60 C 55/67 C 60/75 C 70/85 C 80/95 C 90/105 C 100/115 - Gebruiksdomein / chlorideklasse
-
Men maakt onderscheid tussen:
Type beton Chlorideklasse Ongewapend beton <= 1,0% Gewapend beton <= 0,40% Voorgespannen beton <= 0,20% Naast een beperking op de maximaal toegelaten hoeveelheid chloriden (m/m t.o.v. het cementgewicht) heeft het gebruiksdomein ook een invloed op de eisen die aan het beton gesteld worden op gebied van duurzaamheid (zie ook “omgevingsklasse”).
- Omgevingsklasse
-
Hiermee wordt de omgeving bedoeld waaraan de constructie (of een onderdeel daarvan) wordt blootgesteld tijdens het gebruik. Naarmate deze omgeving strenger is voor het beton en in functie van het gebruiksdomein van het beton (ongewapend, gewapend of voorgespannen beton) zullen ook de technisch eisen voor het beton strenger worden.
Onderstaande tabel bevat de omschrijving van de verschillende omgevingsklassen en de hieraan gekoppelde eisen naar maximale watercementfactor en minimum cementgehalte.
Klik op de tabel om ze te vergroten.
Deze eisen impliceren een minimale sterkteklasse per omgevingsklasse. Dit betekent dat sommige combinaties omgevingsklasse / sterkteklassen niet mogelijk zijn. Bijlage 15 van TRA 550 is hierin zeer expliciet.
Opmerking.
De omgevingsklassen zijn enkel in België gekend. In de Europese context spreekt men van milieuklassen (X-klassen), die rechtstreeks de link leggen met bepaalde aantastingsmechanismen, eerder dan met beschrijvende omgevingen waarin het beton gebruikt zal worden. Bekijk de tabel die de link legt tussen de E-klasse en de X-klasse. - Consistentieklasse
-
Als maat voor de verwerkbaarheid wordt gewerkt met consistentieklassen. Verschillende meetmethodes zijn gangbaar. Heidelberg Materials opteerde voor de zetmaat (Slump). De keuze van de consistentie is afhankelijk van het te storten bouwdeel (afmeting, wapeningsdichtheid) en de wijze van verdichten. Voor het storten van horizontale oppervlakken die weinig of niet verdicht worden, opteert men voor een klasse S4 of S5. Normaal gewapende elementen die met de trilnaald verdicht worden, kunnen in S3 verwerkt worden. Consistentieklasse S2 is voorbehouden voor een zeer intensieve verdichting of het storten van beton in helling. Wanneer beton machinaal geplaatst wordt (bvb. wegenisbeton) wordt doorgaans in S1 geplaatst. Nog droger beton krijgt de aanduiding “aardvochtig”, maar is met deze methode niet meer meetbaar.
Aanduiding Zetmaat S (in mm) S1 10-40 S2 50-90 S3 100-150 S4 160-210 S5 > 220 - Maximale korrelmaat van de granulaten (Dmax)
-
De keuze voor de grootste korrelafmeting wordt bepaald door de dichtheid van de wapening en de gewenste verwerkbaarheid. In de regel kiest men Dmax zo hoog mogelijk, mits respect van volgende richtlijnen:
- kleiner dan 1/5 van de minimale dikte van de elementen (behalve voor opstortlagen: 2/5)
- kleiner dan ¾ van de kleinste afstand tussen de wapeningsstaven (behalve bij in de grond gevormde palen: ¼)
- kleiner dan de dikte van de betondekking
Dmax 8 mm 16 mm 22 mm 32 mm - Aanvullende gegevens
-
Indien specifieke eisen gesteld worden aan het verse of verharde beton, kan u dit onder deze rubriek expliciet melden. Het kan bvb. gaan over het gebruik van een speciale cementsoort, het gebruik van een vertragende hulpstof, een minimale druksterkte op korte termijn, etc.